Gewoon Lizet

 

Het fijne van het alleen op vakantie gaan,

Of het ontmoeten van nieuwe mensen,

Vond ik, was dat ik dan even gewoon Lizet kon zijn.

 

Dat de ander niet wist,

Wat er in mijn hart speelde.

Dat ik een helft miste,

Gewond was,

Tot in het diepste van mijn ziel.

 

Soms was het maar voor even, 

Doordat het dan toch weer ter sprake kwam, 

Tijdens toevallige gesprekken.

Of dat ik er zelf over begon, 

Omdat ik merkte dat ik toch zo een was,

Een met de ander, die er niet meer was.

Zo een, dat ook ik er niet omheen kon.

 

Maar wie was ik dan nu?

Zonder die ander?

Was ik dan nu altijd die Lizet,

Die plots haar man heeft verloren?

Lizet, die het zo zwaar had,

Die zielig was, omdat ze alleen verder moest.

Lizet, de jonge weduwe.

 

Soms hunkerde ik er zo naar,

Weer mezelf te zijn.

Gewoon even.

Alleen maar Lizet.

 

 

- Sette Sok-